Anke Tijtsma en Corinne Hinlopen
Dat gezondheidsbevordering en –bescherming om een intersectorale aanpak vragen weten we. Het besef dat daarnaast een internationale aanpak nodig is, wint gelukkig ook terrein. Maar wie gaat daar dan over? Het ministerie van VWS of dat van Buitenlandse Zaken?
Op 19 mei jl. ontving minister Ploumen uit handen van Bart Romijn (directeur van Partos, brancheorganisatie voor ontwikkelingsorganisaties) elf exemplaren van het boek Ready for Change. Dit boek geeft aanbevelingen voor de manier waarop Nederland kan bijdragen aan de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen. Hoofdstuk 5 gaat over mondiale gezondheid en is opgesteld door Wemos, Soa Aids Nederland, Rutgers WPF en Medisch Comité Nederland-Vietnam.
Samenwerking
In het hoofdstuk over mondiale gezondheid pleiten de schrijvers voor nauwere samenwerking tussen de verschillende Nederlandse ministeries. Aan de basis voor dit pleidooi ligt het besef dat werken aan gezondheid om een intersectorale aanpak vraagt. Bepaald geen nieuw inzicht, maar in de duurzame ontwikkelingsdoelen komt dit opnieuw heel duidelijk naar voren (zie de leestips in de eindnoot). Minister Ploumen heeft niet voor niets elf exemplaren van het boek ontvangen: één per bewindspersoon. Voor ieder van hen bevat het aanbevelingen.
Daarnaast is het belangrijk dat we gezondheidsuitdagingen in internationaal verband aanpakken. Gezondheidsbescherming stopt immers niet bij de grens. We kunnen in eigen land de infectieziektebestrijding keurig op orde hebben, maar zolang elders dreigingen zoals vogelgriep, ebola, MERS of zika de kop opsteken, lopen mensen nog steeds risico. Dat geldt zowel voor Nederland als voor andere landen. Of wat te denken van incidenten waarbij de voedselveiligheid in het geding is? Waar ter wereld ze ook ontstaan, ze hebben meestal ook gevolgen voor andere landen, want ons voedsel reist tegenwoordig de hele wereld over. Maar het zit ‘m ook in veilig en verantwoord gebruik van antibiotica. Nederland mag dan wel het beste meisje van de klas zijn, maar als zorgverleners elders niet meedoen, grijpt antibioticaresistentie verder om zich heen. Dan is iedereen alsnog de klos.
Intersectoraal én internationaal
Minister Schippers heeft zich onlangs van haar beste kant laten zien: zij organiseerde in april een bijeenkomst van de Europese ministers van Volksgezondheid. Op de agenda stonden: betaalbaarheid en toegankelijkheid van nieuwe medicijnen, productverbetering (minder zout, vet en calorieën), en bestrijding van antibioticaresistentie. Daar betrekt ze ook haar collega’s van andere ministeries bij. De minister heeft groot gelijk dat ze deze onderwerpen intersectoraal en internationaal aanpakt, want een geïsoleerde en puur Nederlandse werkwijze zou slechts beperkt resultaat hebben.
Maar wie gaat dat betalen? Investeren in mondiale gezondheid doet Nederland nu vooral via het budget voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Is dat voldoende? Het ministerie van VWS, en ook andere ministeries, mogen best wat meer geld uitgeven voor internationale uitdagingen. Het recente aantreden van Nederland tot het uitvoerend bestuur van de WHO vraagt om sterke Nederlandse profilering en dito investering in mondiale gezondheid. Voor dat laatste kijkt het ministerie van VWS graag naar Buitenlandse Zaken. Maar dat kan echt niet langer. De geldpot van VWS voor internationale gezondheidsuitdagingen moet gewoon groeien. Daar wordt iedereen beter van – Nederland, Europa en de wereld.